Welkom! Mail: info@studiofietje.nl, Bel: 06 48 52 90 80

Archives

Werken
Ruim gewoon eens lekker op…

Ruim gewoon eens lekker op…

Mensen met een rommelige werkplek zijn creatief. Rondslingerende boeken, stapels printjes, ingedroogde koffiekopjes en een inbox met 1486 mailtjes stimuleren het creatieve brein.
Niet bij mij… Ik ben juist zo iemand met een (haast) klinisch opgeruimde werkplek. Één blik over m’n lege witte bureau geeft rust. Ontspanning. Als ik Einstein daarentegen moet geloven: “If a cluttered desk is a sign of a cluttered mind, of what, then, is an empty desk a sign?“, is het tijd om me zorgen te gaan maken. Betekent dit dat mijn geest even leeg is als mijn werkplek? Als een bodemloze, ideeënloze put?

Tuurlijk ben ook ik in sommige dingen uitermate rommelig en kan ik een lokale chaos creëren alsof de explosieve opruimingsdienst net te laat ter plekke was, maar over het algemeen is mijn werkplek een onbewust toonbeeld van cleandesk policy. Opgeruimd en georganiseerd.

De mens is van nature geneigd te ordenen. Zelfs de grootste rommelkont zal tevergeefs blijven proberen te categoriseren. Van kinds af aan is ordening onderdeel van het ontwikkelen van onze cognitieve competenties, zoals het ordenen en categoriseren van vormen, maar ook ruimte en tijd (nu, later, over twaalf nachtjes). Daarnaast heeft van oudsher een opgeruimd persoon een goede reputatie.
De staat waarin je bureau verkeert beïnvloedt ook de manier waarop collega’s over je denken, blijkt uit een enquête van Adecco. Vijfenveertig procent van de ondervraagde werknemers geeft aan hun collega’s positief te beoordelen als ze er geen bende van maken op hun werkplek.

Een opgeruimd bureau heeft zo z’n voordelen. Behalve dat je niet hoeft te zoeken naar je pen of toetsenbord leidt een opgeruimde werkplek ertoe dat je specifieke taken doelgerichter kunt uitvoeren, blijkt uit onderzoek gepubliceerd in Psychological Science.

Maar toch, écht tof kom je niet over als neurotisch schoonmakende en georganiseerde collega. Want de multi-taskende chaoot, het creatieve warhoofd met een verzameling vuile vaat waar menig student jaloers op is, is natuurlijk veel hipper en interessanter.

Dus mocht je er op je bureau ook vaak een rommeltje van maken, goed nieuws: je hoeft je helemaal niet te schamen! Jij met je rommeltje bent creatiever en krijgt meer voor elkaar. Aldus econoom Tim Harford en schrijver van Messy: The Power of Disorder to Transform Our Lives, die het boek schreef als een ode aan chaos in een overgeorganiseerde wereld.
Er is volgens Harford niks mis met een bureau vol spullen: een rommelig bureau is niet beter of slechter dan een leeg bureau. Het staat voor een andere werkwijze. Op het rommelige bureau ligt namelijk in het zicht wat er nog moet gebeuren en iemand met een opgeruimde werkplek zal een to do-lijstje hebben.

Waar het boek Messy pas echt interessant wordt is wanneer Harford de oorzaken- en gevolgen aanhaalt van cleandesk policies (het bureau moet te allen tijde leeg achtergelaten worden) en lean offices (het ‘lege’ kantoor), waarmee kantoren zo efficiënt mogelijk zouden moeten worden ingericht. Veelal op aandringen van de werkgever of (interieur)architect. Hij verwijst dan ook naar George Harris, schrijver van ‘Psychology Today’, die in 1977 al exact zijn vinger op de zere plek wist te leggen: “The office is a highly personal tool shop, often the home of the soul… this fact may sound simple, but it eludes most architects. They have a mania for uniformity, in space as in furniture, and a horror over how the messy side of human nature clutters up an office landscape that would otherwise be as tidy as a national cemetery.”

Volgens Harford is het opleggen van opruimen en ordenen van de werkplek niet altijd ten behoeve van productiviteit. Er kan wel degelijk in chaos worden gefunctioneerd, veel meer dan dat men zou verwachten. Door letterlijk ruimte te laten voor iemands werkwijze en soms dus rommel, kan chaos leiden tot cutting-edge (en creatieve) oplossingen.

Uiteindelijk is Messy een oproep om wakker en attent te blijven in een tijd van toenemende automatisering en passiviteit. In een wereld waar cleandesk-policies werknemers de mogelijkheden ontneemt hun zintuigen te gebruiken en te improviseren.

Dus doe eens gek: laat je werkplek voor wat ie is… Niets meer dan een hulpmiddel om (aan) te kunnen werken.

Fotografie: ‘Opruimen, dat is de kunst!’, Ursus Wehrli
Bronnen: timharford.com, psychologicalscience.org, jouta.com, paramountinteriors.com, ideas.ted.com, want.nl, nrc.nl, fd.nl/fd-persoonlijk

De ideale werkomgeving?

De ideale werkomgeving?

Hét kantoor en de manier waarop we werken bestaat al lang. We werken nog steeds zittend achter die ene typemachine. Behalve de komst en het groeien van de technologie, wat ons werk efficiënter en niet plaatsgebonden maakt, is er niets nieuws aan onze manier van werken.
Toch zijn we de laatste paar jaren dwangmatig op zoek gegaan naar de ideale werkomgeving… We hebben trendy leuzen bedacht zoals bijvoorbeeld Het Nieuwe Werken, Agile Working, Activiteit Gerelateerd Werken, scrummen, lean.
Bureaus en vergaderzalen maakten plaats voor zitzakken en voetbaltafels. Eigen kamers werden open kantoortuinen. We maakten beloftes aan medewerkers, over vervagen van hiërarchie, vrijheid, autonomie, zelfstandigheid en dat alles in revolutionaire kantoren. Waarbij werknemers zelf konden kiezen in wat voor ruimte ze die dag wilde werken. De werkomgeving onderging letterlijk een cosmetische ingreep; we sleepten mooie, dure, nieuwe en statusvolle interieurs naar binnen, maar de organisatie, de werkvorm en de mensen veranderden eigenlijk niet mee.
De eindgebruikers (de mensen die daadwerkelijk in de omgeving moesten werken) begonnen zich te irriteren aan hun luidlachende collega twee bureaus verderop, wilde helemaal geen plek iedere dag kiezen om te werken en mistten hun eigen werkplek.
Met alle gevolgen van dien, maakt het dat we vandaag de dag nog steeds op zoek zijn naar de ideale werkomgeving.

Maar wat is de ideale werkomgeving? Bestaat deze wel? Hoe ziet deze eruit? Het antwoord is niet zo makkelijk. De ideale werkomgeving vind je niet swipend op Pinterest.
De ideale werkomgeving heeft voor iedere organisatie een andere invulling.
Wat zoekt de opdrachtgever en hoe breed of smal formuleert hij zijn opdracht aan de interieurarchitect? Is deze op zoek naar een nieuwe / verbeterde werkvorm, waarbij de organisatie de verandering van omgeving gebruikt als aanleiding tot veranderen, structureren of herijken van werkvorm of processen. Of is de opdrachtgever op zoek naar louter een nieuwe omgeving en behoudt zij haar bestaande werkvorm in een nieuw jasje. In beide gevallen geldt dat goed opdrachtgeverschap en de rol en keuze van het type interieurarchitect belangrijk zijn in het bereiken van de meest ideale werkomgeving.

Naar mijn beleving zijn er twee type architecten te onderscheiden;
1. De huisvestinggerichte interieurarchitect. Typische eigen ontwerp-signatuur. Waarbij de architect een duidelijke eigen stijl heeft en dit implementeert in het interieur. De organisatie volgt en past zich aan, aan haar omgeving. Op te vatten als het confectiepak van de interieurs.
2. De organisatiegerichte interieurarchitect. Geen duidelijke eigen ontwerp-signatuur. Waarbij de architect een werkomgeving ontwerpt die typerend is voor de organisatie. De werkomgeving past bij de bedrijfsprocessen en de doelstellingen van de organisatie. Het ontwerp wordt specifiek gecreëerd op basis van de organisatie en de toekomst. Op te vatten als het maatpak van de interieurs.

Het woord confectie klinkt misschien goedkoop en minder goed, maar dat bedoel ik er zeker niet mee. De meest bekende en dure architectenbureaus zijn in mijn ogen confectie en huisvestinggerichte ontwerpers, alhoewel zij dit niet graag zullen beamen. Vaak is dit voor investeerders een meer aantrekkelijke keuze, flexibeler en het pak past bijna iedereen. Daarnaast kan zelfs in confectie of standaard nog variatie zitten…
Denk hierbij aan IKEA en haar standaardkasten. Door simpelweg de consument de kleur, poten of handgrepen te laten kiezen, krijgt iets standaards door variatie ‘exlusiviteit’.

Confectie of maatpak is een bewuste keuze van de opdrachtgever. Er is geen goed of fout in de keuze voor confectie of een maatpak. Het draait om het einddoel; wat wil de opdrachtgever met de nieuwe werkomgeving bereiken.
Het bijzondere aan het ontwerpen van een (werk)omgeving is dat het mensen en functies koppelt aan een plek, waarbij het tegelijkertijd het dagelijks functioneren van deze mensen kan beïnvloeden. Hiermee creëert de interieurarchitect een ruimtelijke microwereld voor organisaties.
Voor iedere organisatie ziet de ideale werkomgeving er anders uit. Dat maakt het iets ontastbaars.
“Ontwerpen gebeurt dan ook van binnenuit. Denkend vanuit de eigen ervaringen met het menselijk leven is de materialisering van het idee een zoektocht met kansen voor ontdekking, groei en transformatie” (Franck en Lepori, 2007).
Het ontwerpen en benaderen van de ideale werkomgeving vergt tijd, analyse, diepgang, confrontatie, inspanning en een goede dosis doorzettingsvermogen. Van zowel opdrachtgever, als ontwerper.

De organisatiegerichte interieurarchitect en het zoeken naar een verbeterde werkvorm zal de ideale werkomgeving, naar mijn idee beter benaderen dan de huisvestinggerichte interieurarchitect.
Simpelweg omdat de werkomgeving iets unieks is… Een werkomgeving is waar mens, functie en esthetiek elkaar tegenkomen en waar deze naadloos in elkaar overvloeien. Het is een omgeving met een eigen identiteit en een eigen gevoel. Iets persoonlijks. Geen ‘one size fits all’.
Althans, een goede en ideale werkomgeving is custom made tot in de puntjes. Als een prachtig maatpak wat speciaal, kundig en met liefde ontworpen en gemaakt is. Wat de organisatie en haar mensen past als een tweede huid.
Waarbij de interieurarchitect op een ontdekkingsreis gaat en informatie verzamelt over de organisatie, de werkprocessen en analyseert hoe de gebruikers (naast de kernbeslissers) zich daar in bewegen. Door tijd te nemen (en te krijgen) in het voortraject, zal er meer grip verkregen worden op de context waarin de werkomgeving gebruikt gaat worden. Nu en in de toekomst.
Door diepgang en inspanning in de onderzoeksfase, door zowel opdrachtgever en interieurarchitect, zal het ontwerp voor de werkomgeving beter geworteld zijn in de daarop volgende fases. Keuzes en oplossingen zullen natuurlijker en logischer aanvoelen; de interieurarchitect heeft zich immers kunnen verdiepen en verplaatsen in de gebruiker en hierop kunnen anticiperen in het ontwerp.
De interieurarchitect zal alle gewonnen informatie door een figuurlijke trechter laten lopen en dit vertalen naar een werkomgeving. Wat alleen past bij deze specifieke organisatie. De werkomgeving ademt de eigen stijl van de organisatie. Hij inspireert, nodigt uit en voelt als een tweede huid.

Een ontwerp op maat.

Tijdens de afgelopen editie van de beurs Design District organiseerde FMN een sub-evenement over “MensenWerk en de Maat” met vier relevante presentaties, waaronder bovenstaand: ‘Ontwerp Maat’.
Deze volledige presentatie van Marieke Klompenhouwer | Fietje, de drie overige presentaties en de volledige white-paper vindt je op de site van FMN.

Fotografie: Otto Kunzli

Henry. De sign painter.

Henry. De sign painter.

Henry van der Horst. De naam zal niet meteen een belletje doen rinkelen. Toch is deze man uit Zeewolde bekender dan dat je aanvankelijk zult denken. Henry heeft namelijk het bekendste handschrift van Nederland.
Na zijn studie op het Grafisch Lyceum in Utrecht begon Henry als bijbaantje in de supermarkt met het decoreren van borden, waarna hij bij dezelfde supermarktketen reclamecoördinator werd. Bij alle werkgevers hieropvolgend bleef hij het creatieve- proces en vrijheid missen. Het vormgeven van reclameborden is hij er eigenlijk altijd naast blijven doen, gewoonweg omdat men erom bleven vragen.
Uiteindelijk is Henry nu fulltime sign painter van marktreclameborden. Al tien jaar lang loopt Henry vijf dagen per week rond op markten en braderieën, van het Hoge Noorden tot Limburg, waar hij ter plekke de meest bijzondere reclameborden creeërt.

Grafisch ontwerpers Willem Verweijen en Sigmon Visser raakten geïntrigeerd door het rauwe handschrift op deze marktreclameborden en zijn een jaar geleden op zoek gegaan naar het ontwerpfenomeen hierachter. Na wat rondvragen kwamen ze hem tegen op een braderie in Utrecht en een samenwerking tussen de drie ontstond.
Zij besloten zijn verhaal te vertellen en zorgde ervoor dat Henry in korte tijd van ‘anonieme’ ambachtsman uitgegroeide tot een cult held.

Fietje Henry Sign Painter
Gewapend met zijn rollende werktafel, watervaste stiften en polystyreen borden laat hij dagelijks zijn creativiteit de vrije loop. Ter plekke of op bestelling voorziet hij kraamhouders van handgeschilderde reclameborden. Vette letters, gekleurde achtergronden, zwarte pijlen; Henry’s werk herken je direct. Zijn borden gaan maanden, soms jaren mee en blijven mooi.
Henry gaat eigenlijk heel simpel te werk: de opdrachtgever kiest een formaat en zegt welke termen op het bord moeten. Vervolgens zoekt Henry bijpassende kleuren uit, sluit zich af van de drukte om hem heen en begint in één beweging uit de hand te ontwerpen.
Naast Henry, zijn er nog twee andere Nederlandse sign painters. Waarvan eentje net gepensioneerd is, dus eigenlijk mag je wel concluderen dat 9 van de 10 reclameborden die je tegenkomt Henry’s werk zijn.

Fietje Henry Sign Painter
Inmiddels is er een hoop veranderd voor Henry. Een jaar nadat hij samen ging werken met ‘de jongens’, grafische ontwerpers Verweijen en Visser, is er een wereld voor hem opengegaan. Verweijen en Visser maakten van Henry’s werk een magazine en een video, zijn bezig met een expositie en ontwikkelden een website: uit liefde voor typografie en als ode aan Henry’s werk. In de webshop op de site kun je een handgemaakt en uniek exemplaar van Henry aanschaffen.

Laten we eerlijk wezen; in deze verdigitaliseerde wereld, is de ambacht die Henry eigen heeft gemaakt best bijzonder. Volgende keer wanneer je op een warme zomerdag over de lokale braderie struint, zul je ongetwijfeld bij het zien van ‘2 kippen nu €6,-‘ even een momentje stil staan en de liefde van de maker voor zijn werk zien.

Henry is hip en kun je sinds kort ook volgen op zijn eigen Instagram, waar hij foto’s plaatst van zijn werk.

Fotografie: Jaya Pelupessy
Bronnen: henrysignpainter.com, instagram.com/henrysignpainter, willemverweijen.nl, sigmonvisser.com, artikel ‘Marktleider’ uit De Volkskrant

Het niet kunnen vinden van de uitknop (Technostress)

In de meeste gevallen is werken niet meer plaatsgebonden. Eigenlijk overal waar we willen, kunnen we werken.

We kunnen computers en bestanden beheren van afstand, werkmail lezen op onze smartphone en presenteren vanaf de tablet. Technologie maakt dit mogelijk en maakt ‘werken’ voor ons gemakkelijker.
Als je zelf geen smartphone hebt (wat tegenwoordig bijna onmogelijk is – zelfs m’n ouders en negentigjarige opa appen en facebooken erop los), zorgt je werkgever er wel voor dat je er één krijgt. Het liefst het allernieuwste model, omdat we daar graag te koop mee lopen.

We groeien op met letterlijk onze smartphone verkleefd in onze hand. Ons leven loopt via dat ene apparaatje dat we bijna nooit uitzetten. Het is dan ook niet zo gek dat we ’s avonds of in het weekend werkmail lezen, beantwoorden en altijd (werk gerelateerd) bereikbaar zijn. De druk voor werknemers om, te allen tijde bereikbaar te zijn, neemt toe. Zo blijkt ook uit het onderzoeksrapport wat ruim een jaar geleden werd uitgebracht door de Universiteit van Amsterdam in samenwerking met het FNV.
Conclusie onderzoek: We lijden aan technostress.
Stress omdat we altijd maar doorwerken en bereikbaar zijn, dankzij de technologie. Het rapport concludeert dat technostress zich uit in klachten zoals vermoeidheid, somberheid, concentratieproblemen, burnouts, schuldgevoel, maar ook in bijvoorbeeld RSI.
Om werknemers te ‘behoeden voor technostress’ is Volkswagen eind 2011 begonnen met de mailservers uit te zetten tussen kwart over zes ’s avonds en zeven uur ’s ochtends. BMW kwam ook een paar weken geleden met een voorbehoedsmiddel om werknemers ‘recht op onbereikbaarheid te geven’. BMW gaat met werknemers afspraken maken over de tijden van de dag waarop ze in principe niet bereikbaar zijn. Steeds meer grotere bedrijven volgen deze trend om werknemers te beschermen.
De FNV vindt dan ook dat de mens weer de regie moet krijgen over de techniek, in plaats van andersom. Maar is het een kwestie van regie krijgen of is het onvermogen van de mens om zich aan te passen aan de technologie? Er zit toch niet voor niets een uitknop op apparaten?

Niet iedereen is gevoelig voor technostress, vaak zijn het toch al een beetje de neurotische types die thuis niet los kunnen komen van hun werk. Werknemers die dat wel kunnen; slapen beter en gaan de volgende dag vol goede moed weer aan het werk en zullen ook beter presteren. Vooral mensen die graag werken en toegewijd zijn, hebben minder last van stress, doordat zij de ‘werkmodus’ in hun vrije tijd kunnen uitzetten. Ook wel ‘psychologische onthechting’ genoemd. Als je je volledig los kunt laten van werk (de knop om kunt zetten), zal je meer ontspannen zijn en niet onderdoor gaan aan technostress die op de loer ligt.
‘Jezelf onthechten’ klinkt ongelooflijk zweverig, maar is volgens een aantal psychologen niets meer dan een vaardigheid die aan te leren is. Door aanwezig te zijn in het moment, ervaar je minder (techno)stress. Het is ook niet voor niets dat Mindfulness ongekend populair is de afgelopen tijd; het is bewezen dat Mindfulness resulteert in minder stress.

Mocht je jezelf kunnen vinden in bovenstaande omschrijving van technostresser (wel of geen neurotisch type daargelaten), schrijf je eens in voor een cursus Mindfulness.
En een beter bewustzijn begint immers bij jezelf.

Fotografie: Peter de Krom, NRC
Bronnen: NRC Weekend leven-artikel; ‘Thuis kun je zo lekker doorwerken’ & www.fnv.com

De bureaustoel. Van toen tot nu.

De bureaustoel. Van toen tot nu.

Op het moment dat je dit leest, zit je waarschijnlijk op een bureaustoel. Heb je je weleens afgevraagd waarom deze stoel is, zoals die is?
Uit onderzoek is gebleken dat door toenemende automatisering en digitalisering het werk dat we doen steeds bewegingsarmer wordt. Circa 3,2 miljoen Nederlanders verrichtten uitsluitend zittend werk. Ervan uitgaande dat we gemiddeld 30,6 uur per week werken, brengen wij zo’n kleine 1.377 uur per jaar op een bureaustoel door (bron: OESO). Reden genoeg om eens uit te zoeken hoe deze stoel voor zittend werk is ontstaan.

1840-1900
De historie van de bureaustoel gaat (volgens de legende) terug naar het jaar 1840. Charles Darwin besloot onder zijn werkstoel wielen te monteren om zo zijn productiviteit te verhogen.
Midden 19e eeuw met de opkomst van de industriële revolutie groeide ook het besef van kantooromgevingen. Om administratieve werkzaamheden te versnellen werd een speciale stoel ontwikkeld: de bureaustoel. Eén van de eerste echte bureaustoelen was de Centripetal Spring Chair van Thomas Warren uit 1849. Gebaseerd op de constructie van treinzitbanken, had deze stoel acht metalen strips onder de zitting, die verbonden werden met één verticale bout. De bureaustoel werd op de Wereldtentoonstelling van 1851 in Londen gepresenteerd, maar door zijn te luxe voorkomen sloeg deze niet aan bij het grote publiek.
Door de groeiende diversiteit aan beroepen, zoals kleermakers, dokters en tandartsen, ontwikkelde de ‘werkstoel’. Het was de kappersstoel die er rond 1890 voor zorgde dat de stoel waarmee men werkte verhoogd en verlaagd kon worden, kon kiepen en draaien.

1900-1930
In 1904 ontwierp architect Frank Lloyd Wright een bureaustoel voor het Larkin kantoorgebouw. Eén ontwerp voor de dames (driepoot stoel) en één ontwerp voor de heren (vierpoot stoel): de werkzaamheden van de twee seksen waren immers anders.
Architectonisch zeer verantwoord, maar in gebruik liet de stoel een hoop te wensen over. De bureaustoel voor de dames kantelde door de driepoot met het lichaam mee naar voren. Valpartijen volgden en het duurde niet lang voordat deze stoel de bijnaam ‘suïcide chair’ kreeg.
Zoals architecten wel vaker stug volhouden, bleef Wright beweren dat de stoel een correcte zithouding forceerde en er niets mis was met het ontwerp.
De driepoot bureaustoel van Frank Lloyd Wright werd geen succes.
In de jaren ’20 werd geconcludeerd dat comfortabel zittend werken gelijk stond aan afnemende productiviteit, ziekte en luiheid. De firma Tan-Sad ontwikkelde de ‘Do-More Chair’, om de productiviteit te verhogen.

1930-1980
Een lange periode daaropvolgend was ‘goed zitten’ ondergeschikt aan esthetiek. Het was George Nelson (Herman Miller) die in 1958 met de MAA chair kwam: een ergonomische bureaustoel met flexibele en afzonderlijke verstelbare zitting en rugleuning.
De kijk op zittend werken veranderde in de jaren ’80 en ‘90, naarmate de kennis op het gebied van ergonomie toenam en het kantoorgerelateerd werk groeide.
In 1976 bracht ontwerper William Stumpf (Herman Miller) de Ergon Chair uit. Een revolutionaire bureaustoel die gebruik maakte van vormschuim en zo het lichaam ondersteunde. Voor het eerst werd er ook nagedacht over het gebruiksgemak van de bureaustoel.

1980-2000
Peter Opsvik (bekend van de Tripp-Trapp kinderstoel) kwam in 1984 met de Hag Capisco. Geïnspireerd op de dynamische houding van ruiters, nodigde de stoel uit om verschillende actieve zithoudingen aan te nemen en te bewegen.
Dat geen mens hetzelfde is, belichaamde de Aeron Chair van William Stumpf en Donald Chadwick (Herman Miller) in 1994. De (nog steeds) populaire bureaustoel werd verkocht in drie standaardmaten en had als één van de eerste bureaustoelen een lendensteun.

Sindsdien zijn vele ergonomische bureaustoelen de revue gepasseerd, de ene nog ‘vernieuwender’ dan de ander. Hoe lang blijven we op zoek naar vernieuwingen? Zoveel zijn onze werkzaamheden niet veranderd in de loop der jaren. We werken nog steeds achter een bureau met een typmachine. Wel is onze kennis veranderd en gegroeid. Met deze kennis hebben we talloze normeringen bedacht waar aan een bureaustoel moet voldoen, gebaseerd op de gemiddelde mens. Gek genoeg is niemand hetzelfde of gemiddeld.

Het selecteren van een passende bureaustoel hangt dan ook samen met verschillende variërende factoren: juiste zithouding, goede stoelinstellingen, hoogte van de werktafel, kijkafstand en type werkzaamheden. Maar kunnen we stiekem niet net zo goed op een gewone stoel werken? Mits we uiteraard een goede zithouding aannemen en af en toe eens opstaan en bewegen.

Uiteindelijk is de stoel waarop we dagelijks 7 uur doorbrengen niets meer dan een ondersteunend hulpmiddel, zoals Charles Darwin het in 1840 bedoeld heeft.

Afbeelding: Marieke Klompenhouwer
Bronnen: www.slate.com, “A Taxonomy of Office Chairs”, Jonathan Olivares